< 2. De Spoorwegopmars tegen Oostenrijk
Ondanks de massieve inzet van de spoorwegen bij de opmars, gaf de begrensde oorlog van 1866 niet veel meer dan een voorproefje van de heel bijzondere rol die de spoorwegen in de Duits-Franse oorlog 1870-71 zouden spelen. Deze oorlog was veel meer gespreid, harder en langer dan die van 1866.
Het mogelijke opmarsgebied omvatte praktisch de hele Duits-Franse grens zoals we die nu kennen. Alleen al daarom, maar niet alleen daarom, moesten de spoorwegen een nog grotere rol op zich nemen.
Pruisen en de verbonden zuidduitse legers stonden tezamen negen spoorlijnen ter beschikking (die zich voor een deel natuurlijk overlapten), waarover de troepen tot vlak voor de grens gebracht konden worden. Hoewel er tot vlak voor het uitbreken van de oorlog slechts 5 bruggen over de Rijn waren.
De grote generale staf had intussen – en dat was een van de permanente taken – de opmarsplannen zo verfijnd, dat op de 20e dag na het begin van de mobilisering de opmars van de hoofdmacht afgesloten zou zijn. Inderdaad liep het transport als aan een touwtje. Al 18 dagen na de mobilisering op 16 juli stonden 462.000 Pruisische soldaten met al hun oorlogsmachines in de concentratiegebieden. Dat was voor de toenmalige verhoudingen ongetwijfeld een geweldige prestatie.
Aan de tegenoverliggende kant zag het er geheel anders uit. Slechts 3 spoorlijnen – allemaal enkelspoor – stond het Franse leger ter beschikking en hoewel de Franse maatschappijen zelf zeer goed presteerden en hoewel het Franse leger zich in een goede toestand bevond, konden de Duitse troepen onverwacht snel oprukken. De Franse militairen waren op deze eigenaardige manier van transporteren van legers niet goed voorbereid. De troepen kwamen slechts voor een deel toegerust op hun taak en voor deel zelfs te laat op hun bestemming aan en werden volkomen verrast direct in de strijd geworpen. De Pruisen en de met hen verbonden Zuidduitse troepen hadden gemakkelijk spel.
Maar de onverwacht snelle opmars bereidde ook de Duitse troepen na enige dagen een groot probleem, waar de Fransen vanaf het begin last van hadden, de aanvoer en de verzorging lukte niet helemaal. Hadden niet de fransen op hun vlucht geweldige voorraden op stations achter gelaten, dan zou de slechte verzorging zeker een probleem hebben gevormd. Na een paar weken was het verzorgingsprobleem aan de Duitse kant voor een groot deel onder controle.
Van nu af werden de strategische plannen van de grootmachten door de gedachte beheerst dat men een tegenstander vooral door een snelle en perfecte opmarstechniek voor moest zijn en hem moest verslaan voordat hij in staat was van zijn eigen strijdmacht ten volle gebruik te maken. De spoorweg was daardoor definitief in het militaire denken opgenomen.